IK BEN FAKE
Toen ik lang geleden in de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige zat, vertelde de docent psychopathologie, dat we in bijna elk ziektebeeld wel iets van onszelf zouden kunnen herkennen. Geen klinische depressie (hopelijk), maar we zijn allemaal wel eens somber. Geen psychose, maar we horen of zien allemaal wel eens iets wat er niet blijkt te zijn, of we hebben even het gevoel niet onszelf te zijn. Geen sociale angststoornis, maar we zeggen wel eens een feestje af omdat we even geen andere mensen onder ogen durven te komen.
Ik moest eraan denken toen ik vele jaren later bij een ACT training was. ACT staat voor Acceptance and Commitment Therapy. Bij ACT draait het om het verkrijgen van psychologische flexibiliteit, ondanks gedachten die ons kunnen ‘vasthaken’. Je komt er niet meer toe om de dingen te doen die eigenlijk belangrijk voor je zijn, omdat die gedachten zo krachtig kunnen zijn. Het lukt niet meer om volgens je waarden te leven, omdat vervelende gedachten macht hebben over je gedrag.
Ook daar hebben we allemaal – in meer of mindere mate – wel eens last van. Zo’n gedachte als: “dit lukt mij toch niet, dit kan ik helemaal niet”, of: “straks val ik door de mand en blijkt dat ik er niets van bak”.
Hoe vaak dat eigenlijk voorkomt, bleek bij een onthullende groepsoefening. Elke deelnemer werd gevraagd zo’n vervelende gedachte op een sticker te schrijven. Die sticker plakten we op onze borst, waarna we rondliepen en elkaars’ stickers bekeken. Ik stond paf. Een psychiater liep rond met de gedachte “ik ben een mislukte arts”. Op de sticker van een orthopedagoog stond: “overheersende moeder”. Een psycholoog liep soms vast door de gedachte “onbekwaam” te zijn.
Als zo’n gedachte je vastgrijpt, wordt dat in ACT terminologie ‘cognitieve fusie’ genoemd. ACT reikt verschillende manieren aan om hiermee om te gaan. Dat wordt ‘defusie’ genoemd. En nee, dat betekent niet: ‘er maar niet meer aan denken’. Dat werkt namelijk net zo goed als het advies om een kwartier lang niet aan een wandelende tak te denken. Probeer maar eens.
Wat je wel kunt doen is bijvoorbeeld tegen jezelf zeggen: ‘ik merk bij mezelf op dat ik de gedachte heb….’. Daarmee verdwijnt niet de gedachte, dat is ook niet het doel. Maar het kan wel helpen om genoeg afstand tot zo’n gedachte te creëren dat ze geen macht meer over je gedrag heeft. Doen wat jij belangrijk vindt, doen wat je wilt, ondanks die gedachte.
Misschien herken je dit bij jezelf. Af en toe duikt er een gedachte op, meestal een oude bekende. Een gedachte waardoor je wordt vastgehaakt, waardoor je tot niets meer komt. Dat zou me niet verbazen, ik heb het zelf ook. Je zou er een zelfhulpboek over kunnen lezen. Of iemand vragen om je te helpen om te ‘defuseren’, zodat je kunt leven volgens waarden die voor jou belangrijk zijn.
Meer weten? Neem gerust vrijblijvend contact op voor een gratis kennismakingsgesprek.
O, en wat er op mijn sticker stond…?
Click op de button voor WhatsApp